Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [42]O mijn dorsing, en [43]de tarwe mijns dorsvloers! wat ik gehoord heb van den HEERE der heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden aangezegd. 42. Hier spreekt de profeet het volk Gods aan en noemt het zijne dorsing, of zijn dorsgewas, omdat hij hetzelve voorzegd had, dat het naar Babylonie gevoerd en aldaar gedorst, dat is, gekweld en jammerlijk geplaagd zou worden, gedurende de zeventig jaren hunner gevangenschap. Zie dergelijke manier van spreken hfdst.25 vs.10, en hfdst.41 vs.15; Jer.51:33; Micha 4:13. 43. Of, het koren mijns dorschvloers. Hebreeuws, de zoon mijns dorschvloers; zie de aantekening Job 5:7.